24 juli – Erawan watervallen – Death railway trein – Hell fire pass

We moesten om 7.30 klaar staan. We waren vanochtend niet zo snel, dus Janneke besloot met haar tas en al naar het ontbijt te gaan. Onze kamer zit nogal ver van de ingang af. We zitten op de bovenste etage (3e) en ongeveer het verst van de lift wat mogelijk is.
Iets te laat vertrekken we richting de Erawan watervallen. Het zijn watervallen in verschillende niveaus. Er zijn er in totaal 7. Van de parkeerplaats tot de watervallen is 10 tot 15 minuten lopen, maar je kan ook voor 30 baht (0,79 euro) met een golfkarretje. Verrassend veel mensen nemen een golfkarretje, wij ook.
Janneke blijft bij het 1e niveau zitten en Jantien begint om half tien aan de klim. Het eerste stuk is heel goed aangelegd. De niveaus 1 t/m 4 liggen ook redelijk dicht bij elkaar. In het hele heldere water zwemmen veel vissen die aan je voeten eten als je ze in het water doet (niet zelf uitgeprobeerd). Er zijn een betonnen pad en trappen gemaakt. Het is ook goed aangegeven. Van 4 naar 5 is het ineens een stuk verder en er is geen pad meer. Nu is het gewoon de platgelopen aarde volgen en goed opletten dat je niet over boomwortels struikelt. Het 6e niveau is een klein straaltje water en veruit de minste van de 7. Om 10.50, dus een uur en 20 minuten na niveau een is Jantien boven. Het laatste stuk is hier en daar best lastig en als hij net geregend heeft wordt het echt glad. Het kost Jantien nog eens 50 minuten om weer beneden te komen. De ochtendwandeling zit erop.
We moeten nu een stuk rijden. We gaan namelijk een stuk met de trein over de Birma-spoorlijn. Deze spoorlijn is in de tweede wereldoorlog door ongeveer 60 000 krijgsgevangenen en 200 000 Aziatische arbeiders aangelegd. Velen hiervan zijn gestorven door het zware werk en de slechte condities. Gisteren hebben we de “bridge over the river Kwai” gezien en nu komen op een ander stuk. We gaan eten bij een restaurant tegenover het station. Onze gids had gezegd dat het qua tijd allemaal slecht uitkomt, want de trein is er pas om vier uur. Terwijl rustig nog een drankje drinken na de lunch, omdat we volgens de gids veel tijd hebben, komt ze ineens naar ons toe dat we op moeten schieten. De vorige trein is vertraagd en komt er zo aan. Het restaurant ligt 100 meter van het station, maar we worden met ons busje van het restaurant naar het station gereden. Waarschijnlijk omdat de gids denkt dat dat sneller gaat dan als wij lopen. 13.30 zitten we op het station, maar het duurt nog een kwartier voor de trein komt. Het is gewoon de reguliere trein, maar veel toeristen rijden dit stukje mee. We moeten van de gids aan de rechterkant gaan zitten en dat doen we ook. Wij zitten in een wagon met banken langs de ramen en dus veel staanplaatsen. Die staanplaatsen zijn niet nodig, we zitten met zo’n 15 mensen in de wagon. Na de eerste stop rijdt de trein heel rustig, want de trein rijdt niet over een houten brug langs de berg. Deze is in WOII aangelegd. Het is een indrukkend gezicht om de trein eroverheen te zien rijden. Als we achter ons kijken zien we nog veel meer mensen uit de ramen hangen om het goed te kunnen zien. Na een half uur is onze treinreis weer voorbij. We stappen uit en onze bus staat al op ons te wachten. Omdat dit allemaal sneller is gegaan dan verwacht rijden we nu door naar Hell Fire’s Pass.
Hell Fire’s pass is een stuk in de Birma-spoorlijn waar ze dwars door de berg heen moesten. Ze hebben een kloof met de hand uitgehakt. De Japanners konden van bovenaf toezicht houden en zomaar de werkers met stenen bekogelen. Omdat het er ontzettend heet was en omdat ze er dag en nacht aan werkten. ’s Nachts bij het licht van enorme vuren hebben de werkers de pas “Hell fire” genoemd. Boven is een museum dat gerund wordt door Australië. Op dit stukje van de spoorlijn hebben namelijk veel Australiërs gewerkt. We zijn er om kwart over drie en blijven drie kwartier, tot sluitingstijd binnen. Hierna blijft Janneke boven, terwijl Jantien naar beneden loopt om Hell Fire’s pass in het echt te bekijken. Een trap af staat een bord met daarop de mogelijkheden. Er is 4 kilometer oud spoorbed vrijgemaakt. JE kan heen en weer, 2,5 uur, alleen beneden kijken, 40 minuten of een groot stuk lopen naar een ophaalpunt, 1 uur. Jantien loopt terug naar de gids om te vragen of het goed is of ze doorloopt naar het ophaalpunt. De gids gaat akkoord en indien er iets is, we hebben allemaal een telefoon.
Jantien loopt eerst via een aantal trappen (158 treden) naar beneden. Het ziet eruit als een weg met kiezels. Dit is dus het oude spoorbed. Na zo’n 100 meter zie je ineens een kloof, Hell Fire’s pass. Het is niet eens zo lang, maar wel hoog. En als je bedenkt dat dit met de hand is uitgehakt in de volle zon met werkdagen van 18 uur, dan snapt je waarom ze dit de hel vonden. Er is verder niemand meer en je kan zo heel rustig alles bekijken.
Waar vroeger bruggen waren zijn nu cement trappen. Dit stuk van de spoorlijn wordt niet meer gebruikt en de bruggen zijn door bombardementen verwoest. Onderweg kom je een uitzichtpunt tegen dat uitkijkt op de vallei. Vanaf hier kon men goed zien hoe het ervoor stond met het werk, omdat de spoorlijn hier in een hoefijzervorm loopt. Net voorbij het uitzichtpunt belt Janneke Jantien. Ze moet terugkomen via dezelfde route, dus niet naar het ophaalpunt. Ze loopt eerst nog wel door naar “Hammer & Tap” wat op de kaart ook een kloof lijkt en dat blijkt ook zo te zijn. Op de kaart staan 6 van zulke kloven. Wat ontzettend veel en zwaar werk is dat geweest. Na “Hammer & Tap” loopt Jantien terug. Helaas, ze had hem graag verder gelopen. Na ongeveer een uur is ze terug. Janneke vertelt dat de gids en de chauffeur ruzie hebben gehad. De gids vertelde de chauffeur dat ze naar het ophaalpunt moesten en de chauffeur zei dat dat te steil was, want het busje rijdt op gas???? De gids was daarop zo boos dat ze de baas van de chauffeur heeft gebeld. De gids vindt dat als een klant zoiets vraagt, je dat ook doet.
We rijden nu door naar de “Jungle Rafts”. Dat zijn huisjes die drijven op het water. Er is geen elektriciteit, maar wel een eigen badkamer per huisje. De weg naar de steiger is heel steil en, oh oh wat raar, daar heeft het busje helemaal geen problemen mee.
We gaan aan boord van een longtailboot. Het is een smalle, lange boot en de schroef van de buitenboordmotor zit op een hele lange staaf. Het is 20 minuten varen. Omdat er geen elektriciteit is heeft elk huisje twee olielampen. De meesten, waaronder wij, laten die gewoon buiten staan en gebruiken hun meegenomen zaklampen. Om de paar meter staat er een kleine fakkel te branden. Het hele complex is van hout, als dat maar goed gaat. De instructies om wat te doen bij brand zijn ook redelijk aanwezig opgehangen.
Als we gaan eten krijgen we direct een aantal schotels voorgezet. Het meeste is goed te eten, sommige dingen zijn wat scherp. Het is alleen jammer dat je eigenlijk om 7 uur niet meer zo goed kan zien wat je eet. Na het eten besluiten we vrij snel naar bed te gaan en met de zaklamp nog wat te lezen. Veel meer kan je toch niet doen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *