Maandag 30 juli Nubra vallei

Om 6.45 ging de wekker. De laatste spullen gingen in de tas en om 7.15 wilde Jacqueline gaan ontbijten. Jantien sloeg een keer over, ze nam wel een notenreep. Nu kon ze alles wat rustiger in haar tas stoppen. Om 8 uur kwam Jacqueline haastig teruggelopen, het had bij het ontbijt allemaal wat langer geduurd. We pakten onze spullen en liepen naar het kantoortje. De Spanjaarden waren er al. We betaalden de toer en stapten in de auto. Het is een soort Jeep, maar dan van Toyota, een Innova. Bijna iedereen rijdt hier in een Tata rond, maar wij dus niet. De weg gaat direct de berg op, richting de Khardung La, de hoogste pas van India. Na een uur komen we bij de eerste checkpost. De chauffeur gaat met onze paspoorten, permits en kopieën van de permit naar het kantoortje en is binnen 5 minuten terug. We kunnen verder. Helaas is de weg vanaf nu niet meer geasfalteerd en gaat het een stuk langzamer. Het kost ons weer een uur om boven te komen. Volgens het bord is de Khardung La 5602 meter hoog, maar volgens de hoogtemeter van de Spanjaarden 5377 meter hoog. Nog steeds hoog, maar wel een groot verschil. India claimt namelijk de hoogste berijdbare pas te hebben. Pakistan claimt hetzelfde en om die reden in de pas waarschijnlijk “opgehoogd”. Het is koud op de pas, zo’n 10 graden. We hangen onze kleine vlaggetjes op en lopen wat rond. Na een half uurtje gaan we weer de auto in. We moeten nu weer een uur naar beneden over een grindweg. Deze kant is zelfs slechter, want hier lopen veel meer waterstroompjes over de weg. Ongeveer als het asfalt begint is er weer een checkpunt. De chauffeur gaat weer met alle spullen naar binnen en staat binnen vijf minuten weer buiten. We rijden door naar Khardung, waarschijnlijk de een na hoogste plaats in India op 4400 meter. Er is niet veel keus, Jantien neemt rijst met daal, linzenprut, en Jacqueline neemt charpati, soort pannenkoek, met groenteprut. Het smaakt allemaal best aardig en een half uur later vinden we allemaal voldaan weer in de auto. We rijden eerst naar Panamik. Dit is het noordelijkst wat je mag komen als toerist in India. Noordelijker ligt de grens met China en in het noordwesten met Pakistan. Aangezien ze het niet eens zijn over de grenzen is het militair en verboden gebied. Half drie komen we aan bij de warm water bronnen. Er is niet veel te zien, behalve warm water wat van de berg af komt. Het water schijnt 46 graden te zijn, alleen hebben we niet de tijd om een warm bad te nemen. Volgende stop is Sumur. We gaan hier naar het klooster. De plaatsen zien we eigenlijk niet, al kan je het bijna geen plaatsen noemen. Er staan 30 huizen bij elkaar en dat is het. Winkels, restaurants of hotels zien we niet, dus wij hebben er niet zoveel te zoeken. Misschien is het stadje wel interessant, maar we hebben er ook gewoonweg de tijd niet voor. Het klooster van Sumur ziet er mooi en nieuw uit, het is echter opgericht in 1840 en wordt goed onderhouden. Aan de vloer is ook te zien dat het klooster ouder is dan het er uit ziet. Er loopt een monnik met ons mee die de verschillende ruimtes voor ons open doet. Binnen staan twee grote Boeddha’s en de muren zijn beschilderd. Als we de zalen hebben gezien gaan we weer naar de auto. We vragen aan de chauffeur waar het rode gebouwtje staat, dat in ons reisboek wordt genoemd. Er moet een ongewoon grote lhato staan. Een lhato kan gezien worden als een tombe voor geesten afkomstig uit de Bon religie. Dit was de religie in deze regio voordat het Boeddhisme zijn intrede deed. Nog steeds zijn er sporen van de Bon religie te vinden, vaak vermend met het Boeddhisme. De chauffeur wijst een rood gebouwtje aan onder een boom, dat moet het zijn. Nadeel is alleen dat we niet zien hoe we er moeten komen. De boom en het gebouwtje staan lager dan wij en is omringd met een muurtje met prikkelstruik erop. Je kan via een trap naar beneden, maar dan kom je bij de wc’s. Als je verder wil staat er een hek. Er is echter een groot gat in het hek, te groot voor Jantien om deze mogelijkheid voorbij te laten gaan. Ze klimt er doorheen en loopt naar de voorkant van de lhato. Op een plek met niet zoveel prikkelstruik op de muur heeft ze goed zicht op de lhato. Het is een apart gebouw, waar ze er hier nog geen een van gezien heeft. Blij met de foto klimt ze door het hek terug naar de anderen. We gaan weer verder en om half zes zijn we bij de duinen van Hundar. Hier kwamen vroeger de karavanen langs. Er wonen nog steeds kamelen en uiteraard kan je er een ritje op maken. Iets wat we allemaal besluiten niet te doen. Na een half uurtje hebben we het gezien en worden door de chauffeur naar een hostel gebracht. Het ziet er goed uit en de Spanjaarden vinden het goed. Jacqueline probeert nog wat over de prijs te onderhandelen en dat lukt. We krijgen de kamer voor 500RS (= 7,50 euro). We regelen nog een extra laken, schone kussenslopen en een extra handdoek. Hier is ook niet veel keus voor het eten. Jantien neemt weer daal met rijst, Jacqueline charpati’s met groenteprut. We gaan eerst buiten wachten, maar Jantien krijgt het koud en gaat naar binnen. Jacqueline heeft het niet koud, maar die heeft dan ook haar hele dikke, met fleeche gevoerde wollen vest aan. Om een uur of acht is het eten klaar. Het is heel smakelijk, vooral de groenteprut van Jacqueline. Voor we gaan slapen besluit Jantien nog een douche te nemen in het koude water. Jacqueline wacht tot morgen wanneer ons een emmer met warm water beloofd is. De koude douche valt mee en om tien uur liggen we in bed.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *