Net als gisteren ging de wekker om 6.30. Ik heb de foto’s nog even op de weblog gezet, want daar had ik gisterenavond geen zin meer in. Om half acht loop ik richting ontbijtzaal. Dit is het uitgebreidste ontbijt van de reis. Niet zo heel gek als je het hotel ziet. De kamer is ook het grootst van de reis, al vind ik de locatie in Butuceni het leukste.
Om half negen staat iedereen met z’n spullen beneden, maar helaas is Tudor, onze chauffeur, te laat. Hij is gisteren gewoon naar huis gegaan, aangezien Chisinau niet zo ver is. Tien minuten te laat is de bus er al. Behalve de chauffeur zit er ook een gids in de bus die de hele dag met ons mee gaat.
We laden alles in en gaan richting de eerste stop Fort Bender. Op weg daarnaartoe rijden we nog even door Tiraspol waar de gids het een en ander over verteld. Het voelt voor mij als mosterd na de maaltijd. Ze wijst dingen aan en zegt ook een aantal keer “voor volgende keer dat je in Tiraspol bent.”
Om kwart over negen zijn we bij Fort Bender. Het fort ziet er mooi uit en de gids heeft een goed verhaal, maar het gaat bij mij het ene oor in en het andere uit. Ik heb vandaag gewoon geen zin om er allemaal naar de luisteren. Ik ben dus ook meer bezig met mijn foto’s dan dat ik luister. Het begin het ik nog wel meegekregen. Er staat namelijk een enorme kanonskogel met aan de achterkant een trapje en een zitting bovenop. Dit heeft de maken met het verhaal van Baron van Münchhausen, die op een kanonskogel springt en in de lucht de vijand bespioneert, dan overspringt op een kanonskogel van de vijand en weer veilig in eigen kamp aan komt.
Voor de rest ziet het fort en mooi uit, maar meer dan een ommuurde binnenplaats met meerdere torens in de muur is het niet. Ze hebben nog wel een martelkamer met een aantal martelwerktuigen en de beschrijving. Wat een mens een ander aan kan doen.
Op weg naar het klooster stoppen we nog even bij een Sheriff supermarkt. Hier in Transnistrië is er heel veel van Sheriff, zoals veel supermarkten, tankstations en het voetbalstadion. We kunnen hier onze laatste roebels opmaken of terug wisselen. Ik heb nog 23 roebel dus ik koop een flesje drinken en een snoepreep. Ik heb nu nog netjes 2 roebel over.
Om iets na 11 uur zijn we bij Chitcani klooster. Hier leven zo’n 50 monniken (het getal varieerde een beetje, soms waren het 50 mensen, monnik en niet-monnik en soms 50 monniken). Ze proberen zo veel mogelijk zelfvoorzienend te zijn met eten uit eigen tuin. Ze koken alleen niet zelf, dat doet het dorp in toerbeurt. Onze gids vertelt wat, maar we krijgen onze eigen monnik mee. Die man klinkt een beetje als de Duracell reclame, maar dan het konijntje met de andere batterij. Net alsof de batterij bijna op is. Zijn verhaal bevat veel jaartallen en feiten en er lijkt geen einde aan te komen. Had ik al gemeld dat ik er vandaag niet zo’n zin in had? Misschien ligt dit ook gewoon aan mij. Het klooster zelf ziet er mooi uit. Als een na laatste worden we naar de wijnkelder gebracht en daar kunnen we wijn proeven. Ik besluit alvast naar de klokkentoren in het begin te lopen, want die mag je beklimmen. Het eerste stuk is een gewone trap en er zijn geen ramen en is ook geen licht, dus met mijn zaklamp in de hand loop ik het eerste stuk op.
Daarna lijken sommige trappen meer op ladders. De treden bestaan ook alleen uit twee ijzeren staven. Als je hoogtevrees hebt en naar beneden kijkt kan ik me zo voorstellen dat je die niet kan waarderen. Onderweg kom je een aantal klokken (bellen) tegen, want de toren bestaat uit verschillende niveaus. Ik ben vrij snel boven en nu wachten tot ik de groep zie aankomen. Na een aantal minuten is dat zo, maar niemand kijkt omhoog. Ik besluit naar de beneden te gaan en halverwege kom ik de eerste van de groep tegen. Ik heb heen en terug 195 treden geteld en Olivier kwam op 191. Het hangt alleen een beetje van je definitie af. Ik heb elke stap omhoog (omlaag) geteld en dat waren niet altijd traptreden. Laten we het er op houden dat het er bijna 200 zijn.
We gaan rond één uur de grens over bij Varnita. Er komt een douanier de bus in en kijkt bij iedereen in het paspoort. We mogen zo door. Direct daarna stoppen we bij een tankstation voor een sanitaire stop. Daarna moeten we Moldavië weer in. De douanier daar wil even naar de bagage kijken, want het schijnt zo te zijn dat dit de achterdeur is voor de zwarte markt tussen Azië en Europa. We mogen na een paar minuten weer door.
Om kwart over twee zijn we zijn wijnmakerij Asconi. Hier beginnen we met een uitgebreide lunch. Eerst krijgen we soep en daarna komen hele grote houten schalen met vlees, gebraden groente en aardappel. Ook is er brood en salade. We krijgen het niet allemaal op met z’n allen.
Half vier begint de rondleiding. Dit is gewoon buiten en we lopen van gebouw naar gebouw, terwijl we ondertussen uitleg krijgen. De vrouw is goed te verstaan en haar verhaal is ook niet te lang. Ze laat ons ook de in aanbouw zijnde hotelkamers zien. Dit is best grappig, want bij Fort Bender en bij Chitcani klooster bouwen ze ook aan hotels.
Na ruim een half uur is de rondleiding voorbij en begint de proeverij. Jacob heeft niet mee gedaan aan de de rondleiding, maar wil best meedoen aan de proeverij. Ik wil juist het omgekeerde. Dus Jacob neemt mijn plaats in en ik ga gezellig bij Leni zitten.
Tegen vijf uur rijden we richting Chisinau naar het hotel. In de bus check ik met mijn telefoon alvast in voor de vlucht van morgen, het kan maar gedaan zijn. Het is druk in Chisinau en we staan in de file het laatste stuk naar het hotel. File hadden we nog niet gehad hier. Om zes uur zijn we er. Ik ga met Jacob en Leni in de lobby zitten. Ik zou ze namelijk inchecken zodat ze naast elkaar zitten. Dat was op de heenweg namelijk niet zo. Het is alleen nogal een gedoe om de instapkaarten op de telefoon van Leni te krijgen. De wifi wil maar niet aan. Uiteindelijk op de laptop gezocht wat we fout doen en lukt het toch.
Ik ga daarna maar mijn tas naar de kamer brengen, dezelfde als aan het begin van de reis. Ik besluit om niet met iemand te gaan eten, maar alleen met de bus naar het winkelcentrum met de geweldige naam “MallDova” te gaan. Volgens de receptie moet ik bus 22 hebben en opstappen bij het park tegenover het operagebouw.
Als ik om zeven uur naar de halte loop komt er net een bus 22 langs, helaas moet ik zo even wachten. Als ik een minuut later bij de halte sta komt de volgende 22 al aan rijden. Je stapt gewoon in en dan komt vanzelf de conducteur naar je toe waar je een kaartje moet kopen van 2 LEI (0,50 euro). Dit is voor één reis ongeacht hoe lang je in de bus zit. Ik kijk een beetje rond in de bus en het valt op dat iedereen of het geld in zijn handen heeft of het kaartje dat je net gehad hebt. Dat doe ik dan ook maar.
Na 10 minuten is de bus er. Het is een modern winkelcentrum met op de bovenste (3e verdieping) een “foodcourt”. Hier is een tentje dat gevulde pannenkoeken verkoopt. Mijn avondeten is dus pannenkoek gevuld met kersen en aardbeien inclusief aardbeien en wat besjes erin. De thee is best lekker, maar mierzoet, terwijl ze er ook nog twee zakjes suiker bij hebben gedaan.
Als mijn eten op is loop ik wat rond en kijk ik in de winkels. Ik heb uiteindelijk niets gekocht, maar vond het wel een prettige avond. Het was druk met Moldaviërs die aan het winkelen waren en weinig toeristen (die zijn er trouwens sowieso niet veel).
Kwart over negen vind ik het mooi geweest en loop weer naar de bus. Ook nu komt die snel en is de bus nog steeds heel druk. Ik sta in de buurt van de deuren, die helaas naar binnen opengaan. Elke keer als er mensen in en uit willen stappen word je wel tegen iemand aangedrukt. Zo leer je de plaatselijke bevolking wel kennen 😉 .
Tien over half tien was ik weer in het hotel. Inpakken doe ik morgen wel, we vertrekken pas om 11.45 richting het vliegveld.