27 juli – Kaohsiung (klooster)

De wekker gaat om half zeven. We hebben allebei niet echt goed geslapen. De kamer is prachtig, maar de airco krijgt de grote kamer niet gekoeld en daarom is het helaas plakkerig warm. Ook heeft de airco een blauw lichtje dat, als de rest uit is, de hele kamer in blauw licht hult.
We hebben besloten om de aankopen die we in Thailand hebben gedaan hier in het hotel te laten. We stoppen alles wat we niet nodig hebben de komende week in de flightbag van Janneke. Het ontbijt is heel Aziatisch. Je kan er een volledige avondmaaltijd krijgen. Gelukkig zijn er nog vier witte boterhammen die we toasten. Met boter en jam is dit ook een prima ontbijt. Het gekookte ei is niet zo’n succes. We denken dat het ei veel te lang gekookt heeft. De rand van het eigeel is zwart, maar de rest is meer groen dan geel. Het eiwit is ook niet wit meer. Volgende keer maar geen ei.
Om kwart over 8 worden we in de receptie opgewacht door JuRie. Met haar heeft Jantien de toer via email geregeld. Zij brengt ons naar het station. Hier nemen we de hogesnelheidstrein van Taipei in het Noorden, naar Zuoying / Kaohsiung in het Zuiden. De trein doet daar naar 2 uur over.
Het is ochtendspits als we op weg gaan en er zijn heel heel heel veel scooters op de weg, meer dan auto’s. We geven aan dat de elektrische fiets hier misschien een uitkomst zou zijn en JuRie vertelt dat de regering allerlei regelingen heeft om het fietsen, al dan niet elektrisch, aan te moedigen.
JuRie loopt met ons mee op het station tot we door de poortjes moeten. We hebben gereserveerde plaatsen, dus we hoeven niet te dringen. De rails en het perron zijn gescheiden door een glazen hek met verschillende poorten. Bij een poort staat welke wagon en welke stoelrijen daar in de rij moeten staan. Er staat zelfs op de grond met lijnen aangegeven waar de rij moet staan. Iedereen houdt zich hier ook aan. Nou ja, behalve wij. Als we door hebben waar we moeten staan komt een meneer vragen waar we moeten zijn. We laten de kaartjes zien en hij zegt dat we goed staan. We staan namelijk bij de juiste poort, maar naast de rij. Als we in de rij willen staan, zegt hij dat we gewoon moeten blijven staan. We staan daar natuurlijk met al onze bagage. Als de trein aan komt rijden mogen we van de mensen in de rij gewoon inschuiven. Aan het begin van de wagon is ruimte voor de bagage. We zetten onze tassen neer en lopen verder de wagon in. De man van daarnet wijst al waar onze plaatsen zijn. Als we zitten komt hij zelfs nog even vragen waar we eruit moeten, zodat we niet onze bestemming missen. We moeten echter tot het einde van de lijn, dus dat komt goed.
In de trein is een rij van drie stoelen naast elkaar en een rij van twee stoelen. We zitten op een rij met twee stoelen naast elkaar. De stoelen kunnen nog best een stuk naar achter als je wilt slapen en de beenruimte is enorm. Dit komt omdat je altijd vooruit rijdt in dit soort treinen. Bij het eindstation komt er een medewerker en die kan met behulp van een voetpedaal de rij van twee of van drie stoelen in een beweging een halve draai laten maken. Om die draai mogelijk te maken moet er genoeg ruimte zijn en vandaar de beenruimte.
De treinreis gaat heel voorspoedig en in 2 uur komen we netjes om 11 uur aan. We gaan naar boven naar de stationshal en zien twee mensen met bordjes in hun handen, maar daar staat iets in het Chinees op. Als we dichter bij de uitgang komen zien we ineens een man reageren en onze kant op lopen en een papier pakken. We zullen wel niet zo moeilijk te vinden zijn. We zijn de enige westerlingen in de hal op dat moment. Onze gids stelt zich voor als Jett en we lopen naar de auto. Het is een mooie auto met getinte ramen wat heel handig is bij die felle zon, een Toyota Camri hybrid.
We rijden eerst naar het Britse consulaat. Dat is tussen 1876 en 1879 gebouwd. Het voornaamste doel was om belasting te kunnen heffen op de goederen die de schepen die haven van Takow (Kaohsiung) aandeden meebrachten. Eerst was het op een schip, toen huurde ze een gebouw en later hebben ze het zelf gebouwd. Op de heuvel ligt het huis van de consul en onderaan de heuvel het administratie gebouw, deze gebouwen zijn verbonden met een speciaal daarvoor aangelegde trap. Het heeft dienst gedaan als Brits consulaat tot 1895 tot de Japanners de baas werden in Taiwan.
Je kan beneden je auto parkeren en moet dan zelf naar boven lopen. Jett parkeert de auto en loopt vooruit. Als hij terugkomt moeten we de auto weer in. Hij heeft geregeld dat we met de auto naar boven kunnen. Hij moet dan wel een donatie doen aan de tempel daar. Aangezien we er toch zijn legt Jett uit hoe de Taiwanezen Boeddha vereren in de tempel. De poort van de tempel is heel kleurrijk beschilderd met draken en mensen. De tempel zelf is wat ingetogener.
Hierna lopen we door naar het huis van de consul. Het gebouw ziet er mooi uit, maar er is binnen niet zo veel te zien. Hetzelfde geldt voor het kantoor. Ze hebben wel vier scenes met poppen nagebouwd. Om naar het kantoor te komen neemt Jantien de trap en Janneke gaat weer met de auto.
Het is heel warm en benauwd. We komen natuurlijk uit Thailand, waar het ook warm was, maar hier is het toch een paar graden warmer, zo’n 35 tot 37 graden. Daarnaast is het ook vochtig, dus binnen de kortste keren is alles klam van het zweet.
Het is nu tijd voor de lunch. Jett vraagt wat we willen en ons maakt het weinig uit, zoals het maar niet pittig is. We krijgen een aantal keuzes van hem, chique of simpel -> simpel. Westers, Chinees, lokaal of een combinatie -> een combinatie, pittig of niet -> niet. Met deze keuzes kan hij elke dag een lunchplek uitzoeken. Hij zegt dat hij naar een Chinees restaurant rijdt als hij een “drinks & foods” plaats ziet met een kip als logo. Ook prima. Ze hebben hier waffels, pannenkoeken, pizza enz. Er staat een pizza op het menu, die niemand wil hebben maar Jantien iets te veel fascineert om het toch te bestellen. Het is een pizza met chocolade en banaan. Janneke houdt het op een pannenkoek met chocolade en banaan. De pizza heeft tussen de chocolade wat witte stukjes, dat blijkt kaas te zijn. Je proeft er verder niets van, want het smaakt naar chocoladesaus op een cracker. Pas als je een groot stuk banaan hebt proef je die pas.
Ondertussen is het half drie en we rijden nu in een klein uur naar het klooster. Onderweg krijgen komen we in een enorme plensbui. Dat maakt de temperatuur als we uitstappen toch iets beter. Als we aan komen lopen heeft Jantien een Efteling gevoel. Dat komt door het achtergrond muziekje dat steeds herhaalt wordt. Het klooster is gesticht in 1967, maar het nieuwste gedeelte met de grote Boeddha was pas in 2011 klaar. Als je binnenkomt, kom je eigenlijk een ruim opgezet winkelcentrum tegen met een Starbucks en een hoop souvenirwinkels. In Thailand waren ze fel tegen Boeddha als decoratie of andere dingen die niets met vereren te maken hebben. Hier verkopen ze een pop van Boeddha als klein jongetje. Jett legt uit dat er drie stromingen zijn, de oostelijke stroom waar Thailand toe behoort en die redelijke conservatief is, de westelijke waar Taiwan en China toebehoren die veel vrije is en iedereen welkom heet en de Tibet-stroom die het minst open is en veel geheimen kent. Waarom de oostelijke stroming in het westen is en andersom, geen idee, daar had Jett ook geen antwoord op.
Janneke blijft in het eerste gebouw en Jantien loopt met Jett verder. Het is kwart voor vier als we naar boven lopen en Jett zegt dat we er 40 tot 60 minuten over doen. We zijn pas om kwart over vijf weer terug, anderhalf uur dus. Op de weg omhoog is langs de zijkant in grote tableaus het verhaal van Boeddha vertelt. Het grote gebouw aan het eind van de heuvel lijkt een beetje op een modern congrescentrum. Er is een wandelroute waar in, volgens hen, 4D het verhaal van Boeddha vertelt wordt. Er zijn informatieborden, levensgrote poppen, maar ook visuele en geluidseffecten. Er zijn twee ruimte met een grote Boeddha, de ene is wit en van jade. Naast de Boeddha zijn twee hele grote tableaus waarop Boeddha en heel veel mensen staan. Alles is van steen gemaakt, rood, groen, blauw, wit. Ontzettend knap, maar helaas mag je er geen foto van maken.
De andere Boeddha is van goud en hier mag je gewoon met je schoenen aan naar binnen (bij de witte Boeddha moesten ze wel uit). De muur heeft bestaat uit honderden nisjes met een kleine Boeddha erin. Die kan je “huren” voor een jaar. Als een Boeddha gehuurd is gaat het lichtje in dat nisje branden. Dit zou voorspoed geven voor een jaar. Voor de gouden Boeddha staan ook een aantal kleine houten Boeddha’s met een rood kaartje om hun nek. Die Boeddha’s staan hier een week of een dag en absorberen dan de geest van Boeddha. Daarna kan de houten Boeddha mee naar huis en hoef je niet meer naar een tempel. Gemak dient de mens. De mevrouw die de zaal “bewaakt” vraagt of Jantien een kaars voor Boeddha neer wil zetten. Hiermee zeg je “hallo” tegen Boeddha. Oké, hallo zeggen kan geen kwaad. De “kaarsjes” zijn alleen van die elektrische waxinelichtjes. Maakt het toch een beetje minder echt.
Hierna gaan we nog naar het dak waar je goed zicht hebt op de grote Boeddha en daarna gaan we weer naar beneden. We stappen nu in de auto en rijden een steile helling op naar het hostel van het klooster. We stoppen voor een serie lange trappen en Janneke ziet het al helemaal niet meer zitten. We hoeven gelukkig geen trap op, we gaan naar het gebouw net voor de trappen in. Jett zei dat ze redelijk dwingend om donaties vragen en wij weten nu waar die heen gaan. We gaan met de lift naar de 2e verdieping en op onze kamer hangt een tv die groter is dan bij ons thuis.
Om 18.15 gaan we weer naar beneden om te eten. Er is een vegetarisch buffet. Janneke wordt aangesproken door een mevrouw die direct van alles wil weten, waar komen we vandaan, hoe vinden we Taiwan, zijn we moeder en dochter. Ze is ook heel behulpzaam. Ze komt al helpen zonder dat wij nog weten wat we hulp nodig hebben. De mensen in Taiwan zijn heel erg behulpzaam, dat kunnen we wel stellen na vandaag.
Na het eten gaan we terug naar de kamer en lezen we wat. De tv proberen we niet uit.

26 juli – naar Taiwan

Vanochtend om 6 uur ging de wekker. We moesten namelijk alles nog inpakken. We hadden gisteren de tas van Jantien terug gekregen, maar daar zitten natuurlijk alleen souvenirs en extra kleding. Alle belangrijke spullen zaten bij Janneke. Het moest weer een beetje eerlijker verdeeld worden. Om 7 uur zijn we gaan ontbijten om daarna weer verder in te pakken. De bedoeling was om om 8 uur weg te gaan, maar het wordt een kwartier later. Gisteren hebben met wat moeite ansichtkaarten gekocht op Rambuttri Road. Ze hadden echter geen postzegels en de receptie kon ons ook niet verder helpen. Bij het uitchecken toch nog eens aan de receptie gevraagd en we krijgen als antwoord “Geen probleem, een verdieping lager (bij de uitgang) aan de conciërges afgeven”. Apart dat niet iedereen die daar werkt dat weet. Het gaat ook heel makkelijk, 20 baht per kaart afrekenen en zij zorgen dat ze op de post gaan.
We gaan nu via de airport link naar het vliegveld en niet met een taxi. De airport link (gewoon een metro) is goedkoper en heeft geen last van alle files. Het station in een kleine 10 minuten lopen, een straat uit. Als we het hotel verlaten komt er ook een tuktuk aan. Even informeren of hij ons die 200 meter naar het station wil brengen. Hij begint bij 80 baht, maar we komen uit op 40 (iets meer dan 1 euro). Daar gaan we niet moeilijk voor doen. Met de roltrap omhoog en dan komen we een security check tegen. We mogen gewoon doorlopen, ondanks dat het poortje natuurlijk afgaat op onze bagage. We kopen een muntje (40 baht pp) en gaan met de lift nog een verdieping hoger. De metro komt er snel aan en we stappen in. Er is alleen bij de stoelen eigenlijk geen ruimte voor de bagage, dus Jantien blijft in het staangedeelte bij de bagage en Janneke gaat zitten. In een half uur zijn we op het vliegveld.
Jantien gaat in de rij staan voor ouderen en gehandicapten. Direct komt er een mevrouw vragen of we business class vliegen, “Nee, maar mijn moeder heeft assistentie nodig”. Dan mogen we blijven staan en wordt de rolstoel, die we dit keer van tevoren hebben geregeld, gehaald. We gaan zo door alle checks en lopen in een keer door naar het vliegtuig. We vliegen met een 747-700 van China Airlines, de nationale maatschappij van Taiwan. Alles gaat heel soepel en we zitten in het midden van het toestel. We hebben 4 stoelen voor ons tweeën. We zouden om 11.15 vliegen, maar ook dat wordt een kwartiertje later.
De vlucht gaat zonder bijzonderheden voorbij. Om 16.00 landen we in Taipei. Bij het uitstappen staat er weer iemand klaar met een rolstoel en die loodst ons door het vliegveld heen. We hadden nog 2000 baht (ca. 53 euro) over, we hadden iets te ruim gerekend, en die wisselen we om in Taiwanese dollars. Jantien haar koffer komt direct en die Janneke volgt er snel achteraan.
Het is wel te merken dat je in een ander land bent. Als we naar de wc gaan zijn de wasbakken zelfs voor Jantien aan de lage kant en dat zegt veel met haar 162 cm. Er staat ook een bord met plattegrond bij de wc naar andere wc’s in het geval van “peak hours”. De man van 333travel noemde Taiwan net als China, maar dan georganiseerd. Dat laatste klopt. Het heeft hier en daar ook veel van Japan weg. Zo zijn er wc’s met een kinderzitje in het hokje en de wc in het hotel heeft een heel bedieningspanel.
Er staat zoals afgesproken iemand ons met een bordje op te wachten. Die man belt weer een chauffeur en zo kunnen we op weg naar het hotel.
17.20 zijn we in het hotel. De mevrouw bij de receptie zei dat we een upgrade hebben gehad en dat is ook zo. De kamer is groooot. Er is een bankje met twee fauteuils, een bureau, nog een zitje er uiteraard twee bedden. Het hotel ligt tegenover een Carrefour. Ben je de halve wereld over, kan je nog je Franse spullen kopen.
Jantien gaat eens bij de Carrefour kijken en op zoek naar een pinautomaat. Bij de Carrefour zitten ook veel restaurants, dus daar kunnen we zo wel eten. In de Carrefour vindt Jantien ook een van de twee speelgoedpoppetjes die ze van Leonie mee moest nemen. We hebben nu veruit het meeste voor Leonie gekocht. We missen nog 1 ding van haar boodschappenlijstje.
Jantien gaat Janneke ophalen en we eindigen bij de “Olé paella”, echt Taiwanees maar niet heus. We nemen rijst gratin en risotto en het smaakt heerlijk. Als we afrekenen moeten we 450 plus 10% is 495 TWD (ca. 15 euro) betalen. We betalen met 500 en hoeven die laatste 5 TWD niet terug. Maar de serveerster wil ons perse die 5 TWD teruggeven, extra fooi willen ze blijkbaar niet.

25 juli – Ayutthaya

Vanochtend zijn we iets voor 7 uur opgestaan. Al een half lagen we ineens schuddend in ons bed. Dan kwamen er een aantal kinderen langs rennen die in de rivier aan het spelen waren. Ze springen aan een kant van alle huisjes het water in, laten zich dan door de stroom meenemen naar de andere kant van de huisjes. Iedereen doet dat eigenlijk met zwemvest aan.
De gids had gezegd dat er ’s ochtends olifanten komen naar het resort. We horen ’s ochtends mensen over olifanten praten, dus gaan Jantien even kijken. De voertaal is hier eigenlijk Nederlands. Er zijn ook wel andere nationaliteiten, maar niet veel. Er iss een olifant die met zijn mahout (eigenaar / berijder) de schillen van de ananassen en meloenen komt opeten. Wie wil mag een stapeltje schillen aan de olifant geven. Na een half uurtje is al het eten op en vertrekt de olifant met zijn mahout weer.
Het ontbijt is hetzelfde als het avondeten. Je moet aan je toegewezen tafel gaan zitten en zodra je zit krijg je eten voor je neus gezet. Dit keer is het twee toast per persoon, een gebakken ei, twee tomaten schijfjes, een plak ham en een kwart ananas.
Om 8.30 stapen we weer in de boot, terug naar de bus. We rijden nu door naar Ayutthaya, de oude 2e hoofdstad van Thailand. Hier zijn een heleboel tempels te vinden. Wij gaan er drie bekijken. Het is wel een stuk rijden (drie uur), want het ligt boven Bangkok en we zitten nu bij de grens met Birma. Onderweg stoppen we twee keer, een keer om gas te tanken en de andere keer om benzine te tanken.
De eerste tempel die we bezoeken is best een groot complex, maar de tempel is bekend om het Boeddhahoofd dat tussen de wortels van de Bodhi boom zit. Toen Ayutthaya is verval kwam zijn veel Boeddhahoofden van de beelden gevallen. De nek is natuurlijk een zwak stuk in een beeld. Ze weten ook niet bij welk lijf het hoofd in de boom hoort. Het is te zien dat het oud is en dat hier niet zo veel gerestaureerd is. De muren en torens zijn scheef en een muur heeft een betonnen constructie nodig om overeind te blijven staan.
Bij de volgende tempel gaan we eerst lunchen. De vorige twee dagen zijn we steeds bij toeristen plekken geweest, maar nu moeten we naar het lokale tentje van de gids. Ze hebben hier inderdaad goed eten en met behulp van de gids krijgen we ook mild eten voorgezet.
Bij de tweede tempel zijn ze van alles aan het inpakken in gele doeken, namelijk Boeddha’s en stoepa’s. Dit zijn offeringen van mensen aan Boeddha. Er is een groot liggend standbeeld van Boeddha, de hoofdtempel met een gouden Boeddha met kleinere standbeelden eromheen en een enorme stoepa met allemaal Boeddha’s eromheen.
De laatste heeft een enorme gouden Boeddha. Deze staat binnen in een gebouw dat om de Boeddha heen gebouwd lijkt. Of het is precies andersom. Ze hebben een zo’n groot mogelijk Boeddha in het gebouw willen maken. Net voor we naar binnen willen is er een ceremonie waar het Boeddhabeeld een heleboel gele doeken krijgt. Als de mensen het gebouw uit gaan worden de doeken allemaal van de Boeddha afgehaald, een heel karwei.
Bij de zaal met de grote Boeddha verteld de gids dat in Thailand elke dag een andere Boeddha kent. Ook kent elke dag een andere (geluks)kleur. Als je geboren bent op een zondag dan is je gelukskleur rood. Voor wie wil weten wat zijn of haar kleur is, hier volgt het rijtje. Zondag – rood, maandag – geel, dinsdag – roze, woensdag – groen, donderdag – oranje, vrijdag – blauw, zaterdag – paars.
Nu rijden we door naar Bangkok, naar het hotel. Het is nog anderhalf uur rijden en dan komen we om half zes aan. We checken in, leggen de spullen op de kamer en gaan direct weer weg. We moeten nog een jasje van Peter ophalen. Het verkeer is een ramp en we doen 1 uur 10 minuten over iets meer dan 10 km. Dit keer hadden we een taxi met meter en we kwamen uit op 170 baht, die 150 van een paar dagen geleden klopte dus prima.
We gaan direct het jasje ophalen en het ziet er goed uit. We eten ook direct hier, want het is al 7 uur. Na het avondeten zoeken we een taxi voor de terugweg. Gelukkig duurt dit niet lang. Deze taxichauffeur wil zijn Engels blijkbaar oefenen en blijft praten. Het weet wel hoe hij moet rijden, want we staan weinig stil en in een half uur zijn we terug. Tassen inpakken doen we morgen wel. Janneke gaat naar bed, terwijl Jantien de weblog bijwerkt.

24 juli – Erawan watervallen – Death railway trein – Hell fire pass

We moesten om 7.30 klaar staan. We waren vanochtend niet zo snel, dus Janneke besloot met haar tas en al naar het ontbijt te gaan. Onze kamer zit nogal ver van de ingang af. We zitten op de bovenste etage (3e) en ongeveer het verst van de lift wat mogelijk is.
Iets te laat vertrekken we richting de Erawan watervallen. Het zijn watervallen in verschillende niveaus. Er zijn er in totaal 7. Van de parkeerplaats tot de watervallen is 10 tot 15 minuten lopen, maar je kan ook voor 30 baht (0,79 euro) met een golfkarretje. Verrassend veel mensen nemen een golfkarretje, wij ook.
Janneke blijft bij het 1e niveau zitten en Jantien begint om half tien aan de klim. Het eerste stuk is heel goed aangelegd. De niveaus 1 t/m 4 liggen ook redelijk dicht bij elkaar. In het hele heldere water zwemmen veel vissen die aan je voeten eten als je ze in het water doet (niet zelf uitgeprobeerd). Er zijn een betonnen pad en trappen gemaakt. Het is ook goed aangegeven. Van 4 naar 5 is het ineens een stuk verder en er is geen pad meer. Nu is het gewoon de platgelopen aarde volgen en goed opletten dat je niet over boomwortels struikelt. Het 6e niveau is een klein straaltje water en veruit de minste van de 7. Om 10.50, dus een uur en 20 minuten na niveau een is Jantien boven. Het laatste stuk is hier en daar best lastig en als hij net geregend heeft wordt het echt glad. Het kost Jantien nog eens 50 minuten om weer beneden te komen. De ochtendwandeling zit erop.
We moeten nu een stuk rijden. We gaan namelijk een stuk met de trein over de Birma-spoorlijn. Deze spoorlijn is in de tweede wereldoorlog door ongeveer 60 000 krijgsgevangenen en 200 000 Aziatische arbeiders aangelegd. Velen hiervan zijn gestorven door het zware werk en de slechte condities. Gisteren hebben we de “bridge over the river Kwai” gezien en nu komen op een ander stuk. We gaan eten bij een restaurant tegenover het station. Onze gids had gezegd dat het qua tijd allemaal slecht uitkomt, want de trein is er pas om vier uur. Terwijl rustig nog een drankje drinken na de lunch, omdat we volgens de gids veel tijd hebben, komt ze ineens naar ons toe dat we op moeten schieten. De vorige trein is vertraagd en komt er zo aan. Het restaurant ligt 100 meter van het station, maar we worden met ons busje van het restaurant naar het station gereden. Waarschijnlijk omdat de gids denkt dat dat sneller gaat dan als wij lopen. 13.30 zitten we op het station, maar het duurt nog een kwartier voor de trein komt. Het is gewoon de reguliere trein, maar veel toeristen rijden dit stukje mee. We moeten van de gids aan de rechterkant gaan zitten en dat doen we ook. Wij zitten in een wagon met banken langs de ramen en dus veel staanplaatsen. Die staanplaatsen zijn niet nodig, we zitten met zo’n 15 mensen in de wagon. Na de eerste stop rijdt de trein heel rustig, want de trein rijdt niet over een houten brug langs de berg. Deze is in WOII aangelegd. Het is een indrukkend gezicht om de trein eroverheen te zien rijden. Als we achter ons kijken zien we nog veel meer mensen uit de ramen hangen om het goed te kunnen zien. Na een half uur is onze treinreis weer voorbij. We stappen uit en onze bus staat al op ons te wachten. Omdat dit allemaal sneller is gegaan dan verwacht rijden we nu door naar Hell Fire’s Pass.
Hell Fire’s pass is een stuk in de Birma-spoorlijn waar ze dwars door de berg heen moesten. Ze hebben een kloof met de hand uitgehakt. De Japanners konden van bovenaf toezicht houden en zomaar de werkers met stenen bekogelen. Omdat het er ontzettend heet was en omdat ze er dag en nacht aan werkten. ’s Nachts bij het licht van enorme vuren hebben de werkers de pas “Hell fire” genoemd. Boven is een museum dat gerund wordt door Australië. Op dit stukje van de spoorlijn hebben namelijk veel Australiërs gewerkt. We zijn er om kwart over drie en blijven drie kwartier, tot sluitingstijd binnen. Hierna blijft Janneke boven, terwijl Jantien naar beneden loopt om Hell Fire’s pass in het echt te bekijken. Een trap af staat een bord met daarop de mogelijkheden. Er is 4 kilometer oud spoorbed vrijgemaakt. JE kan heen en weer, 2,5 uur, alleen beneden kijken, 40 minuten of een groot stuk lopen naar een ophaalpunt, 1 uur. Jantien loopt terug naar de gids om te vragen of het goed is of ze doorloopt naar het ophaalpunt. De gids gaat akkoord en indien er iets is, we hebben allemaal een telefoon.
Jantien loopt eerst via een aantal trappen (158 treden) naar beneden. Het ziet eruit als een weg met kiezels. Dit is dus het oude spoorbed. Na zo’n 100 meter zie je ineens een kloof, Hell Fire’s pass. Het is niet eens zo lang, maar wel hoog. En als je bedenkt dat dit met de hand is uitgehakt in de volle zon met werkdagen van 18 uur, dan snapt je waarom ze dit de hel vonden. Er is verder niemand meer en je kan zo heel rustig alles bekijken.
Waar vroeger bruggen waren zijn nu cement trappen. Dit stuk van de spoorlijn wordt niet meer gebruikt en de bruggen zijn door bombardementen verwoest. Onderweg kom je een uitzichtpunt tegen dat uitkijkt op de vallei. Vanaf hier kon men goed zien hoe het ervoor stond met het werk, omdat de spoorlijn hier in een hoefijzervorm loopt. Net voorbij het uitzichtpunt belt Janneke Jantien. Ze moet terugkomen via dezelfde route, dus niet naar het ophaalpunt. Ze loopt eerst nog wel door naar “Hammer & Tap” wat op de kaart ook een kloof lijkt en dat blijkt ook zo te zijn. Op de kaart staan 6 van zulke kloven. Wat ontzettend veel en zwaar werk is dat geweest. Na “Hammer & Tap” loopt Jantien terug. Helaas, ze had hem graag verder gelopen. Na ongeveer een uur is ze terug. Janneke vertelt dat de gids en de chauffeur ruzie hebben gehad. De gids vertelde de chauffeur dat ze naar het ophaalpunt moesten en de chauffeur zei dat dat te steil was, want het busje rijdt op gas???? De gids was daarop zo boos dat ze de baas van de chauffeur heeft gebeld. De gids vindt dat als een klant zoiets vraagt, je dat ook doet.
We rijden nu door naar de “Jungle Rafts”. Dat zijn huisjes die drijven op het water. Er is geen elektriciteit, maar wel een eigen badkamer per huisje. De weg naar de steiger is heel steil en, oh oh wat raar, daar heeft het busje helemaal geen problemen mee.
We gaan aan boord van een longtailboot. Het is een smalle, lange boot en de schroef van de buitenboordmotor zit op een hele lange staaf. Het is 20 minuten varen. Omdat er geen elektriciteit is heeft elk huisje twee olielampen. De meesten, waaronder wij, laten die gewoon buiten staan en gebruiken hun meegenomen zaklampen. Om de paar meter staat er een kleine fakkel te branden. Het hele complex is van hout, als dat maar goed gaat. De instructies om wat te doen bij brand zijn ook redelijk aanwezig opgehangen.
Als we gaan eten krijgen we direct een aantal schotels voorgezet. Het meeste is goed te eten, sommige dingen zijn wat scherp. Het is alleen jammer dat je eigenlijk om 7 uur niet meer zo goed kan zien wat je eet. Na het eten besluiten we vrij snel naar bed te gaan en met de zaklamp nog wat te lezen. Veel meer kan je toch niet doen.

23 juli – brug over de rivier de Kwai (bridge over the river Kwai)

De wekker gaat om 5 uur. Gisteren hebben we de tassen al ingepakt. De tas van Jantien blijft in het hotel en de tas van Janneke gaat mee. We zijn na twee nachten weer terug in Bangkok, dus waarom zouden we alles meeslepen. We zijn veel sneller klaar dan gedacht, dus moeten we nog even wachten voor we naar het ontbijt kunnen. Als we om 6 uur bij het ontbijt aankomen blijken we niet eens de eerste, er is een vrouw ons voor. Het is snel duidelijk dat het beginnen van het ontbijt om 6 uur in een behoefte voorziet, want al vrij snel zijn er best veel mensen. Na het ontbijt moeten we uitchecken. Dat duurt ruim een kwartier, omdat we moeten wachten tot onze kamer is gecontroleerd. Alles is goed.
We gaan naar beneden, want daar wacht onze gids (de lobby is op de 1e etage. Er is speciaal een lift die alleen van lobby naar de begane grond gaat). Ze heeft Yaya en ze brengt ons naar een busje met chauffeur. Hiermee gaan we drie dagen op pad.
Om 8 uur stoppen we ergens waar ze van alles van kokosnoten maken, olie, kokosmelk, maar ook suiker. Hier kijken we even rond en hebben een sanitaire stop.
De volgende stop is de drijvende markt. Er zijn er meerdere in de buurt waar de Thai zelf ook heengaan, maar deze wordt hoofdzakelijk door toeristen bezocht. Het voordeel is dat niemand moeilijk doet als je een foto maakt. Je vaart met je boot langs allerlei kraampjes op de kant. Er varen ook wat bootjes rond die wat verkopen, voornamelijk etenswaren. Er is best grappig om eens zelf tussen al die boten te varen. We zijn alleen erg vroeg, dus er zijn nog niet heel veel toeristen op het water.
Na de rondvaart besluiten we wat de gaan drinken. De gids wil naar de koffiehuisje iets verderop. Op de gevel staat “heerlijke verse koffie” en er staat een oranje-wit gestreepte molen voor. Elke gids neemt zijn Nederlandse klanten hiernaar toe. We moeten een beetje tijdrekken van de gids, omdat we zo voor op schema liggen. Dit komt waarschijnlijk omdat het zondag is. Normaal is het verkeer, zeker in Bangkok, een chaos en je staat veel stil. Nu hebben we nergens oponthoud gehad.
Na de drijvende markt gaan we naar de begraafplaats van bijna 7000 soldaten van de Commonwealth en Nederland die zijn gestorven bij het aanleggen van de Birmaspoorlijn. We mogen er echter niet op, omdat “een belangrijk persoon” (volgens de gids) de begraafplaats wil bezoeken. We besluiten eerst te gaan lunchen. De lunch wordt geserveerd op een soort overdekt terras drijvend op de rivier Kwai. Terwijl wij eten worden er veel woonboten naast ons naar een andere plek gesleept. De ene ligt nog niet opnieuw vast of de volgende woonboot zien we voorbij varen.
We gaan opnieuw richting de begraafplek. Het is rond een uur als we aankomen. Het is ongeveer 32 graden, maar in de volle zon (vandaag is het niet bewolkt) en weinig wind is het heel heet op de begraafplaats. Het zijn geordende rijen van kleine stenen, ter grote van een stoeptegel. De Britten hebben bij iedereen de leeftijd er opgezet en bij velen een persoonlijk boodschap. Elke soldaat heeft het embleem van zijn eigen regiment. De Nederlanders hebben bij iedereen de Nederlandse leeuw en de geboorte- en sterfdatum gezet. De katholieken hebben een nog een kruis en de joden een davidsster. Het is een rustige plek ingesloten door wegen, maar dat merkt je niet als je er loopt. Het is alleen ontzettend warm.
Na de begraafplaats gaan we naar de brug over de Kwai. Het is niet de originele brug verteld de gids, want die is kort voor het einde van de oorlog door de geallieerden gebombardeerd. Deze is kort erna gebouwd. Als we aankomen hebben we direct een Madurodam gevoel. Je kan zo de brug oplopen en hij is veel kleiner/lager dan verwacht. De bogen van de brug zijn iets hoger dan een persoon. Als je vanaf de oever kijkt is de brug al een stuk groter, maar nog steeds kleiner dan we dachten. De brug is ook heel smal omdat er enkelspoor op ligt. Het is wel heel druk met mensen die allemaal de brug willen zien die bekend geworden is door de film.
We gaan naar het hotel waar we half drie aankomen. De rest van de dag staat in het teken van relaxen. Om half zeven gaan we eten. De gids heeft voor ons een tafel gereserveerd terwijl er bijna niemand in het restaurant zit. Zij heeft ook de gerechten voor ons al besteld. Er is blijkbaar gewoon een kaart met daarop ook westers eten, maar de gids wil ons Thais eten laten proeven. Ze heeft alleen dingen die niet pittig zijn uitgekozen. We krijgen drie schotels voor ons, een met verse groenten, een is een soort soep met kip en groente en de laatste pruttelt nog als het op tafel wordt gezet. Het is een schotel met rundvlees, heel veel uien, wat peentjes en een enkel teentje knoflook. We hebben allebei ook nog een bolletje witte rijst op ons bord. Die laatste schotel is erg lekker en die eten we ook bijna helemaal op (iets teveel uien). De kip / groentesoep is toch teveel gekruid voor ons, maar de groenten smaken lekker.